Vraag 1 Hoe past satan als gevallen engel met alle gevolgen van dien (kwaad in de wereld, dood) binnen de schepping als we ervan uit gaan dat de evolutietheorie klopt? Volgens mij is dit nl. ook nogal bepalend voor ons toekomstbeeld; nieuwe wereld, opstandingslichaam etc.

Sommige vormen van natuurlijk kwaad, zoals de natuurlijke dood bij dieren, horen misschien bij de schepping van God, zoals die in elk geval ‘voorlopig’ (tot aan de nieuwe aarde) bedoeld is. Andere vormen zijn zo schrijnend en ‘wreed’, dat we ons dat niet kunnen voorstellen en eerder aan kwade machten als veroorzakers moeten denken. Die kunnen we ons inderdaad nog het beste voorstellen als gevallen engelen, hoewel we ons moeten realiseren dat daar in de Bijbel niet zoveel (en alleen in beelden) over gesproken wordt. Wel is het een grondgedachte binnen het christelijk geloof dat deze machten, hoeveel ruimte ze ook krijgen (vgl. Job 1), niet gelijk staan aan God maar uiteindelijk onder Zijn heerschappij vallen. Daarom mogen we ook geloven dat ze in de eschatologische toekomst niet langer enige invloed zullen uitoefenen. Ze zijn dus niet bepalend voor ons toekomstbeeld!

Vraag 2 Op enkele plaatsen in uw boek komen we in het kader van de goedheid en voorzienigheid van God de zin tegen: “Wij zijn niet in de positie om daar een oordeel over te geven.” Waarom is dat zo?

Dat heeft te maken met wat wel genoemd wordt de ‘epistemische afstand’ tussen God en mens, d.w.z. de afstand in kennis en kenvermogen. Vergelijk het met de verhouding tussen de kat en diens eigenaar. Die eigenaar neemt bepaalde beslissingen, maar hoe graag de kat die misschien ook zou willen begrijpen, dat lukt het dier niet. Daarvoor is het kenvermogen van de kat eenvoudig te klein. Wanneer het nu waar is dat God ons begrip te boven gaat, zoals de Bijbel en de hele theologische traditie belijden, dan ligt het voor de hand dat wij mensen te beperkt van begrip zijn om Gods doen en laten (en de overwegingen daarachter) te kunnen begrijpen – laat staan dat we die op waarde zouden kunnen schatten c.q. daar een moreel oordeel over zouden kunnen vellen. Daarom worden we ook opgeroepen om Gods voorzienigheid “niet nieuwsgierig te onderzoeken, meer dan ons begrip bevatten kan” (NGB art. 13). Het is trouwens ook de (of in elk geval een) les van het boek Job (38-42).

Vraag 3 Hoe krijgen we de verwondering (o.a. over de schepping) terug? Toelichting: Het mag dan waar zijn dat we nu ten opzichte van de evolutietheorie een ontspannen houding kunnen aannemen, de prijs is dat we dan de verwondering zijn kwijtgeraakt. Verwondering die ik vroeger had bij het lezen van Genesis 1. Verwondering die het zelfs J.H. van den Berg in Koude rillingen over rug van Darwin onmogelijk maakte om te geloven in Natuurlijke Selectie (zie pag. 94).

Zoals ik op p. 68 van mijn boek vermeld, staat op diezelfde pag. 94 in het boek van Van den Berg ook te lezen dat hij geen alternatief ziet voor de afstammingsleer. Zijn bezwaar tegen natuurlijke selectie is vooral, dat deze niet alles kan verklaren – bijv. niet hoe leven überhaupt ontstaan is. Met dat bezwaar ben ik het eens. Steeds duidelijker wordt dat met “natuurlijke selectie”, hoe belangrijk ook, niet alles gezegd is. Dit betekent echter niet dat Van den Berg geen enkele rol voor natuurlijke selectie weggelegd zou zien, of de evolutietheorie als geheel zou afwijzen.

Wat het eerste deel van de vraag betreft: ik ervaar het zelf niet zo dat (eventuele) acceptatie van de evolutietheorie ten koste gaat van de verwondering over Gods scheppingsmacht. Integendeel: naarmate we íetsje meer ontdekken (nog lang niet alles!) van hoe een en ander in zijn werk is gegaan (bijv. hoe de soortenrijkdom is ontstaan), verwonder ik me eerder meer dan minder over de scheppingsmacht en -wijsheid van God!

Vraag 4 Akkoord, de Evolutietheorie is waar. Top! Verwarrend, maar reëel. Bedankt. Impact: Niet dat het hoeft, akkoord, maar is het toch niet logisch dat er meer gaat verschuiven in de theologie? Voorbeelden: Als het begin zo is, zal dan ook de eindtijd… Homofilie hoeft geen gevolg van de zondeval te zijn maar een scheppingsvariant… Nu het begin niet volmaakt was, wat is normale evolutie, en wat is zondeval? Niet dat ik bang ben voor dit soort consequenties, maar ze lijken me logisch. Jou niet? Zo ja, dan is er werk aan de winkel!

Goede vraag. Dit is precies wat sommigen hopen, en anderen juist vrezen… Zelf zie ik echter niet zo’n dwingend verband. Terwijl God in de schepping geleidelijk te werk ging, kan Hij bijv. in de herschepping heel goed plotseling te werk gaan (‘als een dief in de nacht’). Dat staat Hem vrij. Het past ons niet hier van het één naar het ander te redeneren. Verder kan men nog steeds het heteroseksuele huwelijk als een scheppingsinstelling van God zien (dat lijkt mij de strekking van Gen. 2:18-25), en andere varianten van seksualiteit als afwijking daarvan (hoe ook verder te duiden). Wel hebt u denk ik op één punt gelijk; het door mij voorgestane ‘perspectivisme’, waarbij goed gekeken wordt naar verschillen tussen de Bijbel en literatuur uit de toenmalige omgeving, veronderstelt wel de toepassing van zgn. historisch-kritische methoden van bijbelonderzoek. De gevolgen daarvan zijn echter minder drastisch dan soms wordt voorgesteld.

Vraag 5 Waarom zouden we Jezus’ wonderen (bijv. Joh 11,43v) niet gebruiken als demonstratie van de macht en werkwijze van de Vader? Zoals we Hem al gebruiken als uitleg (Joh 1,18) van Gods liefde. Misschien saai, maar toch.

De verwijzing naar Joh. 11:43v. kan ik niet helemaal plaatsen, maar de strekking zal wel zijn dat Jezus’ optreden aantoont dat er van God uit gezien niet veel tijd nodig is om wonderen tot stand te brengen. Vaak wordt daaruit geconcludeerd dat God het heelal heel goed in zes dagen van 24 uur heeft kunnen scheppen. Met dat laatste ben ik het eens: God zou dat heel goed gekund hebben, Hij is almachtig (daarover ging indertijd mijn proefschrift). Het punt is alleen, dat het boek der natuur laat zien dat God er in het geval van de schepping van hemel en aarde blijkbaar veel meer tijd voor genomen heeft – miljarden jaren. Dat lijkt mij niet zo problematisch, want dat stond Hem toch ook vrij? M.a.w. Hij hoefde het toch niet per se heel snel te doen?

Vraag 6 De Amerikaanse theoloog Peter Enns (Evolution of Adam) geeft aan dat onderdelen van Genesis varianten zijn van oudere mythische verhalen uit Mesopotamië. Hij noemt:

Dit betekent een verdere beperking van de historiciteit van Genesis. Hoe ziet u dat?

Dit is een interessant punt. Vergelijking van Genesis met andere oud-oosterse oorsprongsverhalen is inderdaad zeer inzichtgevend, juist ook in het eigene van de Bijbeltekst. Dat ben ik met Enns eens. Waar ik meer moeite mee heb, is dat hij de eerste hoofdstukken van Genesis ziet als verhalen die betrekking hebben op het ontstaan van Israël i.p.v. van ‘hemel en aarde’.

Vraag 7 ‘De wetenschap’ heeft een paar belangrijke oogkleppen opgezet: a. ze kijkt alleen naar wat onze zintuigen kunnen waarnemen; b. ze gaat ervan uit dat wat nu gebeurt in verleden en toekomst altijd net zo gaat. Volgens mij leert de Bijbel op beide punten ingrijpend anders. Met dit als achtergrond de vraag: als die wetenschap, op basis van zulke aannames, tot conclusies komt die zo schuren met het Bijbels onderwijs, en met het getuigenverslag dat God, als meest betrouwbare Getuige, geeft over de vroegste geschiedenis, is dan niet de enig wetenschappelijk verantwoorde conclusie dat de aannames en werkwijze van de wetenschap ontoereikend zijn?

Er zitten zeker goede intuïties in deze gedachte. We moeten de reikwijdte van de wetenschap inderdaad niet overschatten. Heel veel theorieën die vroeger wetenschappelijk geldig geacht werden, zijn dat vandaag niet meer. De kritische zin waarvan de vraag getuigt, is wat dat betreft dus terecht. Echter, we moeten niet doorslaan in een overdreven sceptische houding t.o.v. de wetenschap. Dat doen we in het gewone leven ook niet (bij ziekte vertrouwen we in principe wat wetenschappelijk geschoolde dokters ons zeggen over de beste behandelmethodes; we denken niet dat we daarvoor net zo goed terecht kunnen bij de groenteboer of de dominee, etc.). Het punt is nu dat de evolutietheorie inmiddels ruim 150 jaar oud is en talloze pogingen om haar overtuigend te weerleggen overleefd heeft. Talloze natuurwetenschappers – onder wie ook oprechte christenen – die zo eerlijk mogelijk naar de vele gegevens kijken, erkennen dat de evolutietheorie er de meest waarschijnlijke verklaring voor biedt. Dat betekent NIET dat we van de weeromstuit moeten gaan twijfelen aan Gods Woord, maar wel dat we de gangbare (menselijke) uitleg van dat Woord op dit punt nog eens kritisch onder de loep moeten nemen: klopte die wel over de hele linie? Of kan het zijn dat bijv. de eerste hoofdstukken van de Bijbel strikt genomen iets anders willen zeggen? Precies die vraag probeer ik in mijn boek te beantwoorden.

Vraag 8 Wat zou nu precies het vermogen kunnen zijn in de mens (i.t.t. dieren) om op Gods aanspraak te reageren? Is dat toch niet een kwalitatief verschil?

Moeilijke vraag. Ik geef in mijn boek inderdaad aan dat sommige verschillen tussen mens en dier kwantitatief zo groot zijn, dat ze feitelijk op een kwalitatief verschil neerkomen. Zelfs de meest ontwikkelde chimpansee kan bijv. geen auto besturen (om maar iets te noemen). Ik ben het in die zin niet eens met hedendaagse geleerden die de verschillen tussen de mens en m.n. de dichtstbijzijnde overige primaten stuk voor stuk weg proberen te verklaren c.q. te relativeren. Tegelijk zijn we door allerlei onderzoek wel meer onder de indruk geraakt van de vele overeenkomsten, die er ook zijn en die in het verleden vaak over het hoofd werden gezien. Ook in het gedrag van dieren schuilt enorm veel vernuft! Daarom moeten we ook af van ‘antropocentrisme’ in de scheppingsleer, d.w.z. het idee dat alles in Gods schepping alleen maar om ons mensen zou draaien.

Vraag 9 Waarom geen paleontoloog aanwezig? Ook al was het een congres voor theologen!

Goede vraag – die echter meer bij de organisatie thuishoort dan bij mij. [Toevoeging organisatie: Het congres had als focus niet de vraag óf de evolutietheorie waar is, maar wat de theologische implicaties zijn gesteld dát de evolutietheorie waar is. De niet-theologen Henk Jochemsen en Cees Dekker waren present om toch enige minimale aandacht te besteden aan de vraag naar de status van de evolutietheorie: waarom zouden we überhaupt serieuze aandacht moeten besteden aan de vraag naar de theologische implicaties van de evolutietheorie? Op een meer natuurwetenschappelijk of ten minste multidisciplinair congres met als focus de evolutietheorie zelf zou een paleontologische bijdrage inderdaad waardevol en wellicht zelfs noodzakelijk zijn.]

Vraag 10 Wat betekent uw boek voor de hermeneutiek van Genesis 4-11?

Ik zie geen ‘harde knip’ tussen Gen. 1-3 enerzijds en 4-11 anderzijds. De hoofdstukken vormen duidelijk een geheel, en laten zien dat het met Gods goede schepping door ons menselijk optreden al snel van kwaad tot erger ging. Ook de hoofdstukken 4-11 zullen intussen ‘perspectivisch’ gelezen moeten worden (vgl. hfdst. 4 van mijn boek). Dus telkens zal gevraagd moeten worden: wat wordt ons hier gezégd – en welk materiaal uit de toenmalige oud-oosterse wereld wordt daarvoor gebruikt? De zondvloedgeschiedenis bijv. zal zeker een historische achtergrond hebben gehad, maar dat is niet de eigenlijke strekking ervan (c.q. de reden waarom het verhaal in de Bijbel is opgenomen). Die strekking is er één van menselijk onrecht – goddelijk oordeel – én goddelijke trouw door het oordeel heen. Het gaat er dus niet om dat we elkaar een gedetailleerd ‘historisch geloof’ afdwingen in wat in deze hoofdstukken aan de orde is, maar dat we het accent leggen op deze theologische betekenis, dus op wat ons erin aangezegd wordt over onze verhouding tot God en Gods verhouding tot ons.

Vraag 11 Als er geen “staat der rechtheid” heeft bestaan omdat het lijden van alle tijden is, komt er dan ook geen “staat der heerlijkheid” en blijven we altijd lijden? (Vraagsteller sluit aan bij de vraag die prof. dr. Maarten Wisse stelde bij de presentatie van het boek)

Nee, daar ben ik het niet mee eens. Allereerst ontken ik niet dat er een staat der rechtheid is geweest, al luister het nauw bij de precieze invulling van wat die inhield (zie p. 240 van mijn boek). En verder moeten we ervoor oppassen de Here God als het ware vast te leggen met onze redeneringen, zo van ‘als er niet a geweest is, dan kan Hij ook niet b geven’. Dat staat Hem toch vrij? Ik geloof dat God niet met een pijnvrije schepping begonnen is, aangezien dieren altijd al geleden hebben en gestorven zijn; maar ik geloof wel dat Hij daarmee zal eindigen, en naar Zijn belofte het rijk der heerlijkheid zal doen aanbreken.

Vraag 12 In uw boek gaat het o.a. over de erfzonde. Voor de erfzonde spreekt u ook over het lijden (van dieren) en noemt dat struggle for life. Maar is het niet veel eerder zo dat het circle of life is? Dus in harmonie? Ik geloof dat er voor de zondeval dood was (circle of life) maar dat dit geen lijder oplevert (opleverde). Als God tegen Adam en Eva zegt dat ze niet van de boom van de kennis van goed en kwaad mogen eten, zegt Hij dan niet dat ze ‘de dood sterven’?

Het verschil tussen ‘struggle of life’ en ‘circle of life’ vind ik interessant en zeker overwegenswaardig. Het leert mij m.n. dat we niet moeten overdrijven wanneer het om de dood van dieren gaat, alsof die per definitie ‘erg’ is en met pijn en lijden gepaard zou gaan. Dat is inderdaad niet het geval. Maar omgekeerd lukt het me ook niet om de biologische cyclus over de hele linie als ‘harmonisch’ te zien. Ook is moeilijk in te zien hoe deze cyclus er vóór de zondeval structureel anders uitgezien zou kunnen hebben dan daarna; m.a.w. van meet af aan al moeten juist de zwakke exemplaren van een soort de eerste slachtoffers geweest zijn; van meet af aan moet er ook al predatie door roofdieren plaatsgevonden hebben, en dat gaat er niet altijd even lief en zachtzinnig aan toe…

Wat de menselijke dood betreft: in mijn boek bepleit ik inderdaad om die (conform de gebruikelijke uitleg van Rom. 5) te zien als een gevolg van de zonde van de mens.

Vraag 13 Zal het gevolg van uw positie niet zijn dat God nog verder uit het dagelijks beleven wordt weggedrongen? Verstopt God Zich dan geheel achter de tweede oorzaken?

Dit vind ik een begrijpelijke, intelligente en terechte vraag. Ik kan haar alleen maar (hopelijk overtuigend) beantwoorden door eraan te herinneren dat Gods werk in schepping en onderhouding van de wereld niet zijn enige werk is. Nog afgezien van het feit dat ook in de schepping wonderen mogelijk zijn (de evolutietheorie sluit dat niet uit, en vele gelovigen getuigen ervan), werkt God ook in de verlossing in Christus en in de herschepping/wedergeboorte door de Geest. Het christelijk geloof belijdt niet voor niets een drie-enige God en ziet van daaruit ook spreiding in de werken van God.

Normaal gesproken werkt God via tweede oorzaken, en zo deed/doet Hij dat ook in de schepping en onderhouding van de wereld. Als God voortdurend wonderen zou doen, zouden het geen wonderen meer zijn maar ‘gewone’ gebeurtenissen. Maar niets staat Hem in de weg om, telkens wanneer dat Hem behaagt, ook zonder gebruik te maken van tweede oorzaken (of ‘middelen’) op aarde te handelen. Hier geldt dus het klassieke onderscheid tussen het gewone en buitengewone handelen van God. Zoals men vroeger wel zei: God kan je zeker ook in een café of bioscoop (of in de natuur) tot bekering brengen, maar daar kun je het beter niet op laten aankomen want normaal gesproken doet Hij dat in de samenkomst van de gemeente… Kortom, meestal werkt God op ‘gewone’ wijze, niet spectaculair maar via eenvoudige middelen.

Vraag 14 In de discussie met Dolf te Velde kwam de eerste oorzaak en tweede oorzaak in de wording van deze wereld aan de orde, waarbij ik heb begrepen dat God dan de eerste oorzaak zou zijn en de evolutionaire weg de tweede oorzaak. U wilt de ‘God van de gaten’ vermijden, zoals u meerdere malen in uw boek noemt. Maar dit wordt dan ingewisseld voor een ‘God van de hypotheses’, omdat de evolutionaire wetenschap steeds nieuwe hypotheses aandraagt voor het verklaren van verschijnselen, mede omdat de complexiteit en de diepte van de schepping vele malen groter is dan wij kunnen begrijpen. Denk bijvoorbeeld aan de ‘junk-DNA’-discussie en de enorme complexiteit van het menselijk brein, maar ook aan black matter en de kosmische constanten. Gods werk is toch veel groter dan de menselijke wetenschap, en kan toch niet gereduceerd worden tot een hypothese?

Nee, Gods werk kan inderdaad niet gereduceerd worden tot hypotheses. Maar ik denk wel dat we door voortgaand wetenschappelijk onderzoek steeds ietsje meer (hoewel inderdaad al met al nog altijd ontzettend weinig!) gaan ontdekken van hoe de Schepper te werk is gegaan bij het toebereiden van de aarde (en het heelal). Dit geloof was ook precies wat vele gereformeerde vaderen in de 16e en 17e eeuw bewoog om de natuur zorgvuldig te onderzoeken, veel nauwkeuriger dan dat ooit eerder gebeurd was: op die manier leerden we naar hun diepe overtuiging God en Zijn werken beter kennen en kunnen we Hem er eens te meer voor prijzen!

Natuurlijk kunnen we ons daarbij wel eens vergissen als het gaat om goede verklaringen van wat we waarnemen. Wetenschap is en blijft mensenwerk, waarbij hypothesen soms/vaak moeten wijken voor betere. Maar soms worden hypothesen juist steeds nadrukkelijker bevestigd, krijgen ze de status van theorieën, en uiteindelijk zelfs die van feiten. Zo zien we de zwaartekracht nu bijv. als een feit en niet langer als een hypothese. De kosmische constanten waarover u spreekt en de complexiteit van ons brein lijken me ook feiten – en ze maken dat we ons zeer kunnen verwonderen over Gods wijsheid in de totstandbrenging van ons universum en van ons mensen!

Vraag 15 Stel dat het niet waar is, in dit geval de evolutietheorie. Hebben we dan niet ten onrechte heel veel verwarring gezaaid over het scheppingsverhaal en nutteloze energie verspild? Waarom ligt de nadruk zo eenzijdig op het niet waar zijn van het scheppingsverhaal?

Die laatste formulering neem ik niet over: het gaat niet om het al of niet waar zijn van het scheppingsverhaal (‘zelfs’ Nico ter Linden meende dat het verhaal wel waar was…) maar om de juiste uitleg ervan. Wel ben ik het ermee eens, dat er helaas veel nutteloze energie gestopt wordt in het verdedigen van een zo letterlijk-historische mogelijke uitleg van Gen. 1-3. Dat roept inderdaad veel verwarring op, o.a. bij jongeren die gaan studeren en er dan al gauw achter komen dat het zo eenvoudig niet ligt, en daar zouden we m.i. dus eens mee moeten ophouden. Laten we ons liever richten op de eigenlijke boodschap van deze hoofdstukken, die spreken van Gods scheppingsmacht, onze verdrietige keuze voor zonde en kwaad, Gods ernstige oordeel als reactie daarop, maar ook over Gods trouw en genade door alles heen. Die rode draad van Gen. 1-3 staat geheel los van de vraag of de evolutietheorie al of niet klopt. Juist dat besef mag ons ook de nodige ontspanning geven: wat deze hoofdstukken ons ten diepste verkondigen, staat niet ter discussie (hoe graag creationisten ons dat ook willen doen geloven).

Vraag 16 Ongeacht hoe je aankijkt tegen schepping en evolutie, zijn wij onderdeel van plan A of plan B van God met deze wereld? Is het zogezegd wel ‘fout’ gegaan, of was het foutgaan onderdeel van zijn almachtig plan om via Jezus Christus nog meer van zijn liefde te laten zien voor de mens?

Dit zijn inderdaad vragen die min of meer los staan van de schepping-evolutie-discussie, want ze werden ook druk bediscussieerd in de klassieke theologie. Dat gebeurde bijv. in de debatten tussen zgn. supra- en infralapsaristen: was het van meet af aan Gods doel om sommige mensen uit te kiezen en andere niet, en ‘ensceneerde’ Hij daarom de zondeval (supralapsarisme)? Of hoorde de zondeval in eerste instantie juist niet tot Gods plan, maar ‘reageerde’ Hij daar als het ware op met Zijn besluit om sommige gevallen mensen alsnog te redden (infralapsarisme)? In de kerk heeft men elkaar altijd ruimte gegund voor beide visies. De grens lag en ligt echter enerzijds daar, waar men doet alsof de zonde ook voor God als een verrassing kwam, en anderzijds daar waar men de zonde a.h.w. goed ging praten (dat laatste werd bijv. Maccovius verweten). Ook al had de toelating van de zonde op de een of andere manier een plaats in Gods plan, dat betekent niet dat deze niet door en door ernstig (en ‘fout’) zou zijn.

Vraag 17 Ik ben erg blij met je boek omdat het voor veel christenen eindelijk de mogelijkheid van evolutie op zijn minst bespreekbaar lijkt te maken. Ik denk dat door te geloven in evolutie als scheppingsvorm het wel moeilijker wordt om te geloven in de hemel/de nieuwe aarde. Als je gelooft dat het paradijs bestaan heeft lijkt het makkelijker te geloven dat dat weer terug komt. Hoewel dat vaak al moeilijk genoeg te geloven is. Maar als je gelooft dat een paradijs nog nooit een mogelijkheid is geweest dan lijkt de garantie dat er een wereld mogelijk is zonder pijn of verdriet, waar alle mensen op terecht kunnen die ooit geleefd hebben, helemaal ver weg. Zonder dood lijkt het leven niet te werken. Dus mijn vraag is: hoe houd je met evolutie hoop op dat nieuwe leven?

Voor mij houden talloze bijbelpassages die hoop levend, en daar reken ik naast het slot van Openbaring (en 1 Kor. 15) niet het minst ook de eerste hoofdstukken van Genesis toe. Want ook al zijn Genesis 1-2 niet bedoeld om gelezen te worden als letterlijke verslagen van hoe het in het verleden ooit was, ze reiken ons wel een norm aan: zó is de wereld bedoeld, en daar werkt de Schepper dus ook naar toe. Ze houden wat dat betreft dus een belangrijke normatieve functie (zo zegt Gen. 1:31 ons bijv. ook, dat we iets oneigenlijks doen wanneer we vlees eten…) en wijzen ons de richting van Gods nieuwe wereld. Dat die wereld mogelijk is, geloof ik niet op basis van biologie maar van theologie: God heeft het beloofd.

Vraag 18 Meer wat korte (beperkte) gedachten: God is een (ver)kiezende God: Hij kiest Noach, Abram, Israël, Juda. Dat zou in lijn zijn met het idee dat Adam ook uit 12.000 mensen gekozen zou kunnen zijn. Hypothese: 1. God heeft eerst zijn glorie proberen op te bouwen met de engelen, daarna een val via de Satan (zondeval 1). 2. Daarna om Gods glorie te bewijzen t.o.v. Satan werkt (al dan niet via evolutie) Hij tot een nieuw hoogtepunt , nl. de verantwoordelijke en gekozen mens (eerste Adam) met een vrije wil. Deze mens viel opnieuw (zondeval 2). 3. God begint opnieuw met Noach (allen kenden de HEERE), maar kort daarna valt de mens weer in zonde (zondeval / zonde duurt voort) 4. God komt dan zelf maar naar de aarde toe om alles definitief recht te zetten via Jezus (tweede Adam). Via Jezus bouwt God weer op tot een climax (Gods nieuwe koninkrijk), de terugkomst van Jezus. God kiest door zijn Geest daarna opnieuw (hoewel, wat betekent dan dat “God koos voor de grondlegging der wereld…”). Dus God voltooide eerst de engelen (climax en daarna eerste val), daarna de mensen (climax en daarna weer een val), daartussen mogelijk – aldus Almatine Leene – de dieren (climax en daarna een val). A. Van schepping tot voltooiing, het was zeer goed (God de Vader). B. Van het diepste punt van de zonde en ellende door engelen, dieren en mensen (3x een val) tot start Gods nieuwe Koninkrijk (God de Zoon) C. Van start Gods nieuwe Koninkrijk tot voltooiing van alles (God de Geest) met als climax de nieuwe hemel en aarde (en het wordt zeer goed en dat blijft het)!

Ja, dit zijn mooie overwegingen. Ze corresponderen met wat O. Noordmans zei over God die in het Oude Testament steeds maar aan het ‘komen’ is. Telkens weer zoekt God de mens op, en laat Hij het er niet bij zitten. Telkens weer raakt Hij daarbij diep teleurgesteld – en dat alles verhevigt zich als Hij uiteindelijk Zelf mens wordt in zijn Zoon (vgl. Matt. 21:33vv.). Maar juist zo, door het bittere kruis heen, komt het tot de definitieve doorbraak van het verbond en van Gods Koninkrijk.

Vraag 19 En de aarde bracht voort… Is de mens voor God het eindpunt van de evolutie? “Want ook al zouden wij mensen wetenschappelijk gezien niet meer zijn dan een ‘schitterend ongeluk’, dan nog kunnen we zoals we zagen tegelijkertijd teruggaan op een hemels plan”. (pag. 287) Als we Genesis 1:26 lezen, moeten we vaststellen dat de schepping van de mens de laatste en belangrijkste scheppingsdaad van God is: “En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipende gedierte, dat op de aarde kruipt.” Met het scheppen van de mens zet God de kroon op Zijn werk: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed.” (Genesis 1: 31a) Volgens Van den Brink leven we in een geordende biosfeer en hij leidt daaruit af dat de evolutionaire geschiedenis van het leven verenigbaar moet zijn met het geloof in een God die de wereld naar haar bestemming leidt. Maar wat is die bestemming? Is dat de wereld waarin de mens volmaakt zal zijn? Is dat het moment waarop God de evolutie stopzet? Voor God is de schepping van de mens het hoogst bereikbare, want God kan onmogelijk een wezen scheppen dat boven zijn gelijkenis uitstijgt. De evolutie trekt zich daar echter niets van aan, de mens is in de evolutionaire geschiedenis slechts een tijdelijk verschijnsel dat net als de dinosaurus en de mammoet op zeker moment zal uitsterven en zal plaatsmaken voor wezens die beter uitgerust zijn om in een toekomstig milieu te overleven. Ook die wezens zullen weer van het aardse toneel verdwijnen, maar het evolutieproces zal doorgaan totdat aardse omstandigheden het leven onmogelijk maken. Gelovigen kunnen zich trouwens altijd nog vastklampen aan de profetie van Johannes waarin hij ons een nieuwe hemel en een nieuwe aarde belooft, ook al doet die profetie alle wetmatigheden geweld aan. (Openbaring 21:1) Als je dit allemaal in overweging neemt, is het toch moeilijk vol te houden dat de evolutietheorie ‘consoneert’ met Gods plan, zoals Van den Brink beweert.

Maar nu maakt u de evolutietheorie groter dan deze is. De evolutietheorie sluit bijvoorbeeld niet uit dat wonderen kunnen plaatsvinden en wetmatigheden doorbroken kunnen worden. De zin “Gelovigen kunnen zich … altijd nog vastklampen aan de profetie van Johannes … ook al doet die profetie alle wetmatigheden geweld aan” klinkt in dit verband wat denigrerend in de richting van gelovigen. Er is niets in de evolutietheorie dat tot zo’n denigrerende houding aanleiding geeft. De evolutietheorie zegt immers hooguit iets over de toekomst bij gelijkblijvende omstandigheden. (Iets soortgelijks geldt trouwens ook voor andere wetenschappelijke theorieën: ze gaan alleen op onder bepaalde condities). Maar of de omstandigheden gelijk blijven, weten we helemaal niet. Wanneer het misgaat in de wereldpolitiek en regeringsleiders bijv. kernwapens gaan inzetten om hun doelen te bereiken, is het met de mensheid en met het aardse ecosysteem binnen de kortste keren gebeurd. Dan zal de evolutie dus ook niet verder doorgaan. Misschien is dat wel het apocalyptische scenario waarvan de Bijbel suggereert dat het aan de komst van Gods Koninkrijk vooraf zal gaan. In elk geval geldt: als de mens al de mogelijkheid heeft om het evolutieproces ten einde te brengen, dan geldt dat zeker voor de almachtige Schepper! En of de mens Gods ‘hoogst bereikbare’ schepsel is? Volgens Ps. 8 (LXX) is de mens ‘weinig minder gemaakt dan de engelen’; als dat klopt, gaan de engelen ons dus nog altijd te boven…